In 1983 ben ik afgestudeerd aan de Technische Universiteit Delft
in de richting Werktuigbouwkundige Meet- en Regeltechniek en
Cybernetische Ergonomie. Tijdens mijn eerste baan, dat was bij TNO,
viel me op dat de automatisering in de procesindustrie zo ver
gevorderd was dat in sommige controlekamers sprake was van 99%
verveling en 1% paniek.
Het samenspel tussen systemen, mensen en procedures heeft vaak
een significante invloed op de veiligheid en op prestaties, of het
nu gaat om een productiebedrijf, om een verkeersregelsysteem of om
een tunnel. Mijn mateloze belangstelling voor deze materie was dus
gewekt en sindsdien heb ik veel kennis en ervaring mogen vergaren
waarmee systemen én operationele organisaties ontworpen en getoetst
kunnen worden.
Na TNO ging ik bij het ingenieursbureau van de Nederlandse
Spoorwegen werken. Ik hield me - als deelprojectleider
VPT-procesleiding - onder andere bezig met een zeer groot
automatiseringsproject en als strategisch adviseur werkte ik aan de
vernieuwing van spoorbeveiliging (BB21).
In 1997 kwam ik bij de toenmalige NS-Verkeersleiding in dienst
om dit soort grote ontwikkelingen te begeleiden. Als procesmanager
vervul ik in de praktijk meestal een brugfunctie, met pijlers in de
techniek en pijlers in de wereld van de organisaties die de
systemen in hun werk gaan gebruiken (systeemgebruikers/bedienaars,
onderhoudsmedewerkers, hulpverleners en brandweer).
Gaandeweg kwam ik tot de conclusie dat ik die rol het beste als
zelfstandige kan invullen. Aldus geschiedde per januari 2000.
Buitengewoon leerzaam en uniek was het werk voor de
Hogesnelheidslijn-Zuid. Daar was ik verantwoordelijk voor de gehele
operationele inbedding van dat project; vanaf de contractering naar
het ondersteunen van de infraprovider in de detaillering van
specificaties.
Vervolgens het uitvoeren van de operationele testen met alle
betrokken partijen inclusief Infrabel.
Tot slot de beproeving van de robuustheid van het
vervoerssysteem middels het proefbedrijf. Nu pas besef ik hoe
bijzonder het is dat ik aan dat alles gedurende tien jaar heb mogen
werken. De euforie en de frustraties, het komen en gaan van
ministers, de deadlines die wel of niet gehaald werden, de
alarmerende krantenkoppen, de mijlpalen die gevierd werden, het
keiharde werken, het pionieren in dit grote DBFM-contract en de
enorme saamhorigheid in het projectteam.
Naast mijn werk heb ik altijd geschilderd, voornamelijk
abstracte landschappen. Rond 1990 had ik gedurende twee jaar een
half dienstverband en kon ik intensief werken in mijn atelier. Ook
heb ik toen geëxposeerd. Die periode heeft me overigens geleerd dat
ik een echt mensen-mens ben en dat ik niet geschikt ben voor de
eenzaamheid van het kunstenaarsbestaan. |